JASPER AERTSZ
SONNETTEN

Schaduwman

Wie trok mij mee uit het paradijs.
Wie heb ik hier binnengelaten.
Beschermt, ontfermt, houdt me in de gaten,
al vanaf m'n eerste snik en gekrijs.

Kroop onder m'n huid, in de kleinste vaten.
Levert nu in röntgen tragisch bewijs
van het naderend einde van de reis.
Fluistert dat geen arts of kuur zal baten?

Geen schijn van kans hem te bepraten.
Hij blijft onverbiddelijk bij de eis
deze plek nu aan een ander te laten.

Betreurt met mij de te betalen prijs.
Daarom kan ik hem er niet om haten.
Blind was ik, voor de engel met de zeis.