Wat had kunnen zijn
Op de oever aan het einde van de tijd
die zich ooit voor me bevond,
staar ik naar nog nooit betreden grond.
De overkant, die zijn duister spreidt.
De belofte die me aan de toekomst bond,
gaat nu gehuld in nevelen van spijt.
Ik sla een brug die niet verder leidt.
De oversteek maakt de cirkel rond.
Ik hef nog eenmaal het glas ten afscheid
van de wolk van vuur die me hierheen zond.
Maar het falen onderweg voedde zelfverwijt.
Wat had kunnen zijn, heeft me geraakt, verwond.
Net voor ik verdwijn in de vergetelheid,
ontglipt een vergeten parool m'n mond.