Het razen voorbij
Ik ben moe en stikkens vol razernij.
Leeg gemolken, op 't bot uitgeknepen,
te vaak te grof in m'n kut gegrepen.
Nog hoor ik m'n Cora schreeuwen om mij.
Eeuwig met die mega-uier slepen
en al die jaren aan de schijterij.
Geef ons bessen, blad, schaduw in de wei.
Maar de doorsneeboer is zo benepen!
Kan slechts met grupstal en krachtvoer dwepen,
denkt dat wij met wat slimme snufjes erbij
als makke schapen zijn af te schepen.
Nee. Ik pas, onttrek me aan de slavernij.
Mijn boer kan mij uit z'n boeken strepen.
Wielen razen. Ik ben het grazen voorbij.